
Jurisprudentie
AY8026
Datum uitspraak2006-08-18
Datum gepubliceerd2006-09-15
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDordrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/36725
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-09-15
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDordrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/36725
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bewaring / slachtoffer mensenhandel / B9-regeling.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij op grond van het beleid van verweerder zoals verwoord in de Vc 2000 (binnen 24 uur na aangifte van mensenhandel behoort daarop te worden beslist) eerder een B9-status had moeten krijgen omdat zij reeds op 26 juli 2006 aangifte heeft gedaan van mensenhandel. De rechtbank overweegt dat uit de processtukken blijkt dat verweerder eiseres geen B9-status heeft verleend maar dat eiseres is vrijgelaten omdat zij tegen verweerders weigering beklag heeft ingediend. Mitsdien kan niet worden volgehouden dat haar al op 27 juli 2006 de B9-status had moeten worden verleend en dat mitsdien haar bewaring ook per die datum had behoren te worden opgeheven. Beroep ongegrond, afwijzing verzoek om schadevergoeding.
Uitspraak
RECHTBANK ‘S GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zitting houdende te Dordrecht
procedurenummer: AWB 06/36725
uitspraak van de enkelvoudige kamer
inzake
[eiseres], eiseres,
gemachtigde: mr. H.K. Westerhof, advocaat te Dordrecht,
tegen
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te ’s-Gravenhage, verweerder,
gemachtigde: drs. J. Kuper, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Op 31 juli 2006 is de rechtbank, door middel van een namens eiseres ingediend beroepschrift, ervan in kennis gesteld dat verweerder eiseres op 26 juli 2006 in bewaring heeft gesteld.
1.2. De zaak is op 11 augustus 2006 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
Eiseres is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de bewaring van eiser op 2 augustus 2006 is opgeheven. Derhalve resteert de vraag of aan eiser de gevorderde schadevergoeding toekomt.
2.2. De rechtbank acht het beroep ongegrond en komt daartoe op grond van de navolgende overwegingen.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij op grond van het beleid van verweerder zoals verwoord in de Vc 2000 (binnen 24 uur na aangifte van mensenhandel behoort daarop te worden beslist) eerder een B-9 status had moeten krijgen omdat zij reeds op 26 juli 2006 aangifte heeft gedaan van mensenhandel. De rechtbank overweegt dat uit de processtukken blijkt dat verweerder eiseres geen B-9 status heeft verleend maar dat eiseres is vrijgelaten omdat zij tegen verweerders weigering beklag heeft ingediend. Mitsdien kan niet worden volgehouden dat haar al op 27 juli 2006 de B-9 status had moeten worden verleend en dat mitsdien haar bewaring ook per die datum had behoren te worden opgeheven.
2.3. Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van eiseres in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
Er bestaat derhalve geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
2.4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.5. Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. A.P. Hameete, rechter, en door deze en mr. N.M. Zandbergen, griffier, ondertekend.
De griffier,
De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 18 augustus 2006
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Men wordt verzocht een afschrift van de uitspraak mee te zenden.

